donderdag 14 september 2017

Tekort aan werknemers? Ze zijn er echt wel!



Het gaat steeds beter met de economie. De berichten zijn goed! De werkloosheid is gedaald naar 4,9 procent van de beroepsbevolking, meldde het CBS in juli. Voor het eerst sinds de zomer van 2011 is minder dan 5 procent van alle mensen op de arbeidsmarkt op zoek naar werk en per direct beschikbaar. In alle provincies daalde de werkloosheid; ook in Overijssel. Het aantal vacatures steeg hier van 5.571 (2013) naar 9.943 in 2016.  

Ook met de bouw gaat het goed. Dat vertaalt zich in cijfers die weer te denken geven; de bouw vergrijst en het tekort aan personeel neemt behoorlijk toe. Er is een schreeuwend gebrek aan timmerlieden, metselaars en installatiemonteurs zo meldde het UWV dit voorjaar al. Met name onder de 25 jaar zijn er te weinig werknemers en dat heeft alles te maken met de crisisperiode waarin er maar weinig leerwerkbanen werden aangeboden. Nu wreekt zich dat leerwerkplaatsen destijds zijn afgebouwd: de leerlingenstroom is praktisch opgedroogd. En moet de sector zich in duizend bochten wringen om op korte termijn aan personeel te komen. Hoe doe je dat?

Maatschappelijke verantwoordelijkheid
Mijn oproep aan (bouw)werkgevers in deze kolommen is de volgende: kijk bij het zoeken van personeel niet alleen naar de instroom van leerlingen uit het onderwijs. Zoek het ook en vooral bij de mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en zij-instromers. Die zitten nog steeds thuis op de bank, zonder dat te willen. En ondanks alle opgewekte geluiden: het aantal mensen in de bijstand neemt nog steeds toe. Kijk dus in de kaartenbakken van de gemeenten en het UVW. Werklozen, gedeeltelijk arbeidsgeschikten, mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, erkende vluchtelingen; ze zijn er en wachten op geboden kansen. Ik zie het ook écht als onze maatschappelijke opdracht, deze periode van aantrekkende economie te benutten om mensen in te schakelen die nu nog aan de kant staan. Ook in de bouw. Als werkgever moet je niet –hoe makkelijk dat misschien soms ook lijkt- je toevlucht alleen zoeken in goedkope arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa, maar ook maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen.

Talenten en mogelijkheden
Stap eens naar het Werkplein in de buurt. Gemeenten en UVW kunnen werkgevers over de streep trekken met werkervaringsplekken, loonkostensubsidies, vergoeding van scholing, no riskpolissen en begeleiding op de werkvloer. Ik zie in mijn omgeving prima voorbeelden van bouwbedrijven die hun verantwoordelijkheid nemen. Bijvoorbeeld Klink-Nijland in Raalte met hun project om kwetsbare jongeren in de grond- weg en waterbouw aan het werk te krijgen. Talenten en mogelijkheden zijn daarbij de uitgangspunten. En het werkt: met behulp van een leerroutecoach kunnen ze met een erkend vakdiploma binnen twee jaar aan de slag.

dinsdag 4 juli 2017

Personeelskrapte remt regionale economie


Steeds meer bedrijven hebben moeite om hun vacatures te vervullen. Tegelijkertijd komen sommige groepen werklozen nog steeds maar moeilijk aan de slag. De provincie Overijssel wil samen met gemeenten, bedrijven en onderwijsinstellingen de mismatch aanpakken.



Voor de groei en ontwikkeling van bedrijven is de beschikbaarheid van goed personeel een absolute randvoorwaarde. Maar waar en hoe vind je goede en gemotiveerde werknemers? Steeds meer ondernemers hebben moeite om openstaande vacatures te vervullen, zo valt mij op bij de vele bedrijfsbezoeken die ik in de provincie afleg. Ook vragen de ondernemers zich af of zij voldoende mensen kunnen vinden om groei van de productie te accomoderen. Deze zorgen bestaan niet langer alleen de ICT-sector en de techniek, maar bijvoorbeeld ook in de bouw, de logistiek en de toeristische sector. En ook het onderwijs en de zorg moeten steeds meer moeite doen om geschikte mensen te vinden, zo blijkt uit recente arbeidsmarktinformatie van het UVW.

Kansen

Op zichzelf is het mooi dat we een moeilijke periode van krimp, werkloosheid en faillissementen achter ons laten. De huidige groei van de werkgelegenheid biedt kansen voor mensen die nu nog werkloos zijn of die zich vanwege onvoldoende perspectief niet op de arbeidsmarkt hadden gemeld. Uit de arbeidsmarktprognose van het UWV blijkt dat de arbeidsparticipatie de komende jaren zal stijgen en de werkloosheid (met name het aantal WW-uitkeringen) verder zal dalen. Het is echter maar de vraag of de toename van het arbeidsaanbod voldoende zal zijn om de vraag van bedrijven op te vangen. In toenemende mate wordt ook de kwalitatieve mismatch op de arbeidsmarkt voelbaar.

Mismatch

Deze mismatch blijkt onder meer uit het toenemend aantal bijstandsuitkeringen. In de afgelopen 10 jaar is het aantal bijstandsuitkeringen in Overijssel gestegen van 20.000 naar 33.000 personen. De grote steden (Almelo, Deventer, Enschede, Hengelo, Zwolle) zijn samen goed voor 70% van dit aantal. Ter vergelijking, er hebben in Overijssel ongeveer net zoveel mensen een bijstandsuitkering als er in onze bloeiende recreatie- en toerisme sector werken. Dit gegeven is in het licht van het ervaren tekort aan personeel moeilijk verteerbaar en sociaal onacceptabel. Maar we weten ook dat de meeste mensen in de bijstand op zijn minst enige afstand hebben tot de arbeidsmarkt. Een match met de vacatures van werkgevers is doorgaans dan ook niet zonder extra inspanning te maken.

Vraag van bedrijven

De grootste actuele uitdaging voor onze regionale economie is hoe we tegemoet kunnen komen aan de vraag van bedrijven, door zoveel mogelijk gebruik te maken van het nog onbenutte regionale aanbod. Daarbij moeten we ons blijven realiseren dat de arbeidsmarkt een markt is. Bedrijven moeten hun toekomst in eigen handen nemen, samenwerken met opleidingen en investeren in scholing van (potentiële) werknemers. Het beroepsonderwijs moet inspelen op de competenties, het vakmanschap en de kennis die in de praktijk worden gevraagd. En (toekomstige) werknemers moeten zich actief oriënteren op de arbeidsmarkt en zich blijven ontwikkelen op een manier die bij hun talenten en interesses past.

Aan de slag!

De overheid kan een aantal randvoorwaarden scheppen om een goede 'match' tussen vraag en aanbod te bevorderen. De provincie Overijssel wil - vanuit haar verantwoordelijkheid voor de regionale economie - de komende tijd samen met gemeenten, bedrijven en opleidingsinstellingen aan de slag om te voorkomen dat het personeelstekort de economie en de samenleving gaat remmen. We willen het lopende human capitalbeleid actualiseren en aanscherpen, waarvoor provinciale staten twee jaar geleden 10 miljoen euro beschikbaar stelden. Begin oktober zullen we samen met betrokken partijen de gezamenlijke aanpak vaststellen.

vrijdag 9 juni 2017

Hanze-spirit: je ziet het pas als je het door hebt


In de aanloop naar de Internationale Hanzedagen in Kampen is het goed even stil te staan bij het Hanzeverleden. Dat biedt inspiratie om als Oost-Nederland economisch gezien verder te komen. Het Hanzeondernemerschap werd gekenmerkt door vertrouwen en verbondenheid, lef en durf, duurzame samenwerking en relaties, burger- en gemeenschapszin.
Verleidelijk, om je bij de vraag waar we vandaag staan met onze economie, te spiegelen aan de bloeiperiode die de IJsselvallei eeuwen geleden doormaakte.

Deventer, Kampen, Zutphen en Zwolle maakten deel uit van het ooit zo succesvolle Hanzeverbond. De Hanzesteden kenden niet alleen een bloeiende economie, maar ook goed ontwikkeld onderwijs, gezondheidszorg, kunst en cultuur, rechtspraak en religie/spiritualiteit (Moderne Devotie). Ruim 200 Hanzesteden werkten als eerste common market officieel ruim 300 jaar (1358 -1669) samen, maar in feite doen ze dat al 800 jaar en nog steeds.
Bij het brede publiek en het bedrijfsleven is de Hanze minder goed bekend dan de Vereenigde Oost-Indische Compagnie (1602-1799); een private handelsonderneming die in de nadagen van de Hanze werd opgericht. De VOC was een naamloze vennootschap met vrij verhandelbare aandelen, waarvoor speciaal de Amsterdamse Beurs werd opgericht. Op het Damrak werd gehandeld in aandelen, opties en futures.
Ruim 400 jaar later weten we door schade en schande dat dit kan leiden tot ongewenste ontwikkelingen, die vooral zijn ingegeven door de eenzijdige focus op aandeelhouderswaarde (Angelsaksisch model).
Tegenwoordig betekent beursnotering dat willekeurige aandeelhouders bedrijfsaandelen kunnen kopen. En wanneer de marktdynamiek plotseling toeneemt door vluchtig Angelsaksisch rendementsdenken kunnen spraakmakende productiebedrijven, die belangrijk zijn voor onze nationale en regionale economie, een gemakkelijke overnameprooi worden. Het alternatief is het Rijnlands model. Samenwerkingsbereidheid tussen overheid, werkgevers en werknemers!

Kracht van Oost-Nederland
Vorig jaar voerden zes gerenommeerde wetenschappers van vier universiteiten het unieke en uitgebreide onderzoek ‘De Kracht van Oost-Nederland’ uit. Aan de hand van ruimtelijk economische en sociaal geografische gegevens, praktijkervaringen en bestuurskundige inzichten zijn de sterke en zwakke aspecten van negen regio’s in Overijssel en Gelderland in kaart gebracht. Oost-Nederland kent van oudsher een sterke (maak)industrie en een goed ontwikkelde landbouw met veel familie bedrijven (70%) als ruggengraat. En dankzij een uitstekende arbeidsmoraal, vakmanschap, kennisclusters en de bereidheid om elkaar te helpen, is Oost-Nederland flexibel en veerkrachtig. De hedendaagse regionale economie is opvallend krachtig en kan zich op een aantal punten zelfs vergelijken met de top van de wereld. Daarin speelt het Hanze-DNA impliciet een belangrijke rol. Maar zeker vanuit het Westen én in het Oosten zelf (!) zie je het pas als je het door hebt.

Geen nostalgie maar nieuwe verbanden
Oost-Nederland heeft een belangrijke overgangspositie tussen de Randstad en het Duitse achterland. Zo zoekt de Rotterdamse haven in toenemende mate toenadering tot overheden en bedrijven in Oost-Nederland, die immers belangrijke handelspartners richting Duitsland zijn. En de positie van Oost-Nederland zal eerder toenemen dan afnemen, naarmate de Brexit vorm en inhoud gaat krijgen. Oost-Nederland moet die positie zelfbewust claimen, en meer naar Duitsland kijken. De regio heeft haar economische toekomst zelf in de hand en verdient beslist een plek in de economische top van Europa. Een beetje meer Hanze-spirit kan ons koploper maken. Ook het Hanze-verbond was gericht op bescherming en monopolisering ten opzichte van andere handelsblokken.

Wat ons betreft worden de komende Hanzedagen méér dan alleen een nostalgische terugblik, maar vormen ze de basis voor een nieuwe economische orde; een vrijwillig samenwerkingsverband gebaseerd op wederzijds voordeel en gedeelde belangen en waarden.

 
Eddy van Hijum, gedeputeerde Economie van de provincie Overijssel

 
Harry Webers, auteur van het ambitiedocument ‘De Nieuwe Hanze’

  
Aanmelden Hanzecongres


 

 

dinsdag 13 december 2016

Het zit in de familie


Familiebedrijven, ze hebben charme en vaak prachtige geschiedenissen. In Overijssel zijn we ruim bedeeld; maar liefst driekwart van onze bedrijven zijn familiebedrijf. Er zitten parels tussen die tot de verbeelding spreken.

Gerardus Johannes ter Beek, zoon van een koopman, blauw- en zwartverver, ‘zetter’ van Ambt Almelo en broodverkoper specialiseerde zich in beschuit. Bolletje, sinds 1867.

Johannes Albertus Auping prutste net zolang met vlecht- en staaldraad tot hij de perfecte “Stalen Gezondheidsmatras” kon leveren aan het Deventer Geertruiden Gasthuis, ter vervanging van de gebruikelijke stromatrassen. Koninklijke Auping BV, sinds 1888.
Alle charme en mooie geschiedenissen ten spijt; lange tijd is door de Rijksoverheid weinig rekening gehouden met het grote economische belang van familiebedrijven. Want ze doen het immers goed.

Ze zijn vaak creatief en innovatief en ze hebben de neiging zich snel aan te passen aan veranderende omstandigheden. Ze zijn beter bestand tegen slechte economische tijden en negatieve invloeden van buiten, want vaak gefinancierd met eigen kapitaal. Ze zijn loyaal aan de relatie met personeel.

Dat dát nu net de valkuilen zijn voor familiebedrijven wordt vaak over het hoofd gezien. De huidige regels voor ontslag, transitievergoedingen en loondoorbetaling bij ziekte werken contraproductief, de financiële risico’s stapelen zich op. Erf- en schenkbelastingregels bij overdracht van een familiebedrijf vormen vaak een molensteen.

Er komt een nieuwe generatie aan, een groot aantal van de familiebedrijven gaat de komende jaren over in andere handen – al dan niet van een nieuwe familiegeneratie. Dat zijn vaak moeizame processen die wel wat steun kunnen gebruiken. Daarom zijn we dit voorjaar in Overijssel begonnen op verschillende manieren aandacht te vragen voor het fenomeen familiebedrijven, met hun spilfunctie in de regionale economie.  En ik kan vol vreugde melden dat we inmiddels met de samenwerkende partijen een paar flinke stappen in de goede richting hebben gemaakt. Er ligt nu een intentieverklaring “Samen in beweging voor familiebedrijven” (Programma Familiebedrijven Overijssel 2017-2019) met handtekeningen er onder.
Samen met Hogeschool Windesheim, Saxion, VNO NCW en MKB Midden hebben we in Overijssel dit een programma van activiteiten ontwikkeld voor familiebedrijven. Zoals ondersteuning bij de herinrichting van de bestuursstructuur; hulp bij opvolgingsproblematiek; ondersteuning van potentiële bedrijfsopvolgers onder studenten; een ‘Jonge Bedrijfsopvolgings regeling’ in de vorm van een investeringsregeling.  We gaan de ontwikkeling van de bedrijven monitoren. We laten ze niet los.

Ik ben er trots op, dat de provincie Noord-Brabant het Overijsselse initiatief lijkt te gaan omarmen. De Brabantse CDA Statenfractie riep daartoe onlangs op. Als dat sneeuwbaleffect ook de andere provincies bereikt, dan zijn er 271.790 Nederlandse familiebedrijven mee gediend. Met alle goede gevolgen voor onze economie, werkgelegenheid en toekomst.



 

 

 

 

 

maandag 12 december 2016

We hebben een deal!


Ik was geloof ik achttien toen ik een stereotoren kocht bij een prachtige muziekwinkel in de binnenstad van Sneek. Alles erop en eraan, cassettedeck, Cd-speler, flinke boxen. Betaald met geld dat ik bijeen gespaard had met een vakantiebaan in de horeca. We hebben ’m onlangs in de garage gezet, die stereo. Muziek komt via andere kanalen binnen; ik ben al jaren een fervent Spotify gebruiker.

De muziekwinkel en de stereotoren zijn eigenlijk een metafoor voor de digitale transitie die in een tijdsbestek van twintig jaar heeft plaatsgevonden in de wereld.

Een transitie die nog volop bezig is, die nieuwe mogelijkheden biedt, flexibiliteit vraagt en tegelijk een hele nieuwe realiteit laat zien. Zo is het winkellandschap ingrijpend aan het veranderen. De omzet via de traditionele winkelverkoopkanalen staat onder grote druk. Het online winkelen neemt verder toe en de gevolgen daarvan voor de retailsector zijn zichtbaar in onze binnensteden.

Het Ministerie van Economische Zaken heeft samen met landelijke partijen (VNG, Detailhandel Nederland en IPO) een retail agenda opgesteld en aan de gemeenten gevraagd deze uit te voeren. Daarnaast heeft het ministerie de provincies gevraagd hun rol op dit gebied te pakken en een gezamenlijke retaildeal te tekenen. Dat laatste is gedaan op 5 oktober in Den Haag. Daarnaast gaat iedere provincie voor zich met een eigen retailagenda aan de slag.

In Overijssel hielden we een winkeltop – gevolgd door detailhandel pilots in verschillende gemeenten- en we ontwikkelden een Leegstandsmonitor die op dit moment wordt doorontwikkeld voor landelijke toepassing. We stimuleren de lokale aanpak met kennisdeling en uitwisseling, maar gemeenten met een retail agenda krijgen ook financieel een steuntje in de rug in de vorm van een aanjaagsubsidie. Dat zijn geen mega-bedragen, maar dat geld kan nét even het verschil maken.

Gemeenten zijn primair zelf verantwoordelijk voor een ruimtelijk evenwichtige detailhandelsstructuur, maar als het gaat om ontwikkelingen met een regionale uitstraling dan heeft de provincie de regie. Plannen voor nieuwe winkelcentra buiten steden maken wat ons betreft geen schijn van kans; eerst moet de leegstand in de binnensteden worden opgelost.
We zoeken versterking voor de kernwinkelgebieden en zoeken naar aanknopingspunten om de detailhandelsstructuur in binnensteden te versterken. Ons programma Stadsbeweging is gericht op de héle binnenstad – niet alleen op de detailhandel. Wij zetten de Herstructurerings Maatschappij Overijssel extra in om de leegstandsproblematiek aan te pakken. De HMO investeert ook risicodragend mee.

Hoe ziet het er over twintig jaar uit?

Daar moeten we al onze creativiteit en flexibiliteit voor aanspreken. We weten inmiddels waar het knelt, nu is het een kwestie van samen met de partners aan de slag gaan met de agenda voor de toekomst. Beleving in is het nieuwe toverwoord. Dat staat haaks op ons zapp-gedrag -want wat belééf je nou, als je online je spullen aanschaft?- maar misschien maakt juist die digitale expansie en de e-commerce de behoefte aan werkelijke beleving en contact groter.

Zo ga ik misschien nog wel ‘ns weer terugverlangen, naar de beleving van een stereotoren. Naar zo’n prachtige winkel in Sneek, waar je plezier had in het vergelijken van verschillende stereotorens en de geluidskwaliteit van de boxen. Compleet met een goed persoonlijk advies..!